Reportage: meer aardappelen zonder de bodem uit te putten
Aardappeltelers staan voor een uitdaging: de productie van aardappelen moet omhoog. Het liefst met minder grond- en hulpstoffen, en een lagere milieu-impact. Maar de bodem raakt uitgeput – bij veel telers stijgt de productie al een tijdje niet meer. ‘Als we nu geen actie ondernemen, dan moeten we in de toekomst onze aardappelen ergens anders telen’, zegt agronoom Dirk Peters. Hoe kunnen telers hun opbrengsten toch op peil houden, of zelfs verhogen?
Wie het Zeeuwse eiland Zuid-Beveland oprijdt, treft ten noorden van de stad Goes Wilhelminadorp. Daar zit Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder; het grootste landbouwbedrijf van Nederland. We hebben afgesproken met directeur Vincent Coolbergen en verwachten hem te ontmoeten in een typische, misschien wat modderige kantine. Onze kaplaarzen liggen al klaar op de achterbank. Maar als we de hoek omrijden, zien we een boerderij die is omgetoverd tot een karakteristiek kantoorpand. ‘Dat had je zeker niet verwacht?’, vraagt Coolbergen als we binnenkomen, en hij glimlacht. Als zijn assistent even later de koffie brengt, is hij er klaar voor om de finesses van de aardappelteelt uit de doeken te doen.
Uitgeputte bodem
Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder heeft een oppervlakte van maar liefst 1.900 hectare, waarvan 500 hectare bestaat uit mossel- en oesterpercelen en natuurgebieden. Op 1.400 hectare teelt de maatschap gewassen: graan, uien, suikerbieten, luzerne, en bovenal: aardappelen. Die leveren ze onder andere aan aardappelverwerker Lamb Weston / Meijer, en daar zien ze de vraag naar de aardappelen stijgen. ‘Wereldwijd stijgt de vraag naar friet en andere aardappelproducten met drie tot vier procent per jaar’, zegt Dirk Peters – agronoom bij Lamb Weston / Meijer. ‘We willen graag aan die vraag voldoen, maar dat betekent wel dat we méér aardappelen moeten gaan telen.’
Voor aardappelteler Coolbergen lijkt dat economisch een mooi vooruitzicht, maar hij ziet ook een keerzijde van die groeiende vraag. Want de aardappelteelt vraagt veel van de bodem – die raakt op een gegeven moment uitgeput. Volgens Coolbergen komt dat doordat de landbouw in Nederland sterk productiegericht is. ‘Door hoge wiellasten van tractoren op natte akkers in het vroege voorjaar en zware oogstmachines aan het einde van het seizoen, neemt de verdichting van de ondergrond toe. Dat betekent dat de bodemstructuur verslechtert. Dan neemt het waterbindend vermogen en de weerstand van de grond af en is hij vatbaarder voor ziekten. Dat kan tot lagere opbrengsten leiden.’
Daarom is de bodem voor Coolbergen topprioriteit nummer één. Hij wil nu nog niet spreken van een probleem, maar hij ziet de opbrengsten niet langer stijgen. Daarom is het tijd voor verandering, en daar heeft hij de aardappelkennis van Lamb Weston / Meijer voor nodig. ‘Als we nu geen actie ondernemen, dan moeten we in de toekomst onze aardappelen ergens anders telen’, voorspelt agronoom Peters.
Bodemgezondheid is de basis
Om in de toekomst leveringszekerheid te garanderen, slaan Lamb Weston / Meijer en de aardappeltelers de handen ineen om de kwaliteit van aardappelen te waarborgen en de opbrengsten op peil te houden, zonder daarbij de bodem verder uit te putten. Ze werken naar dat doel toe met behulp van het Duurzame Teelt Plan, dat Lamb Weston / Meijer in 2018 introduceerde in Nederland met acht ‘koplopers’. Inmiddels is deze kopgroep in Nederland uitgebreid tot dertig telers en wordt het plan ook uitgerold naar telers in Engeland, België, Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland.
Het duurzaamheidsplan heeft vijf kernthema’s, waarvan het verbeteren van bodemgezondheid de belangrijkste is. ‘De bodem vormt de basis voor een duurzame teelt. Het is de meest waardevolle en meest schaarse natuurlijke hulpbron die telers gebruiken’, zegt Peters. De overige vier thema’s linken aan die bodemgezondheid: stimulering van biodiversiteit, minder watergebruik, een lagere uitstoot van broeikasgassen en minder gewasbeschermingsmiddelen. Om de impact en resultaten van de telers te meten, stelde Lamb Weston / Meijer richtlijnen op, om vervolgens de uitkomsten met elkaar te vergelijken.
Weidse Zeeuwse akkers
Coolbergen schuift zijn stoel naar achteren en staat enthousiast op. ‘Zullen we dan maar eens gaan kijken hoe die verduurzaming eruit ziet?’, vraagt hij. Nu komen de kaplaarzen vast van pas, denken wij. Maar weer blijken die niet nodig. Coolbergen houdt zijn autosleutels in de lucht. ‘Het terrein is nogal groot. Om een beeld van 1.900 hectare te geven: één hectare is ongeveer twee voetbalvelden. Als we gaan lopen, zijn we pas over een paar uur bij de plek die ik wil laten zien’, zegt hij lachend.
Om toegang te krijgen tot het enorme gebied, tovert Coolbergen een afstandsbediening tevoorschijn. Het ding piept, en direct opent de poort voor ons. We rijden een smalle weg op, die dwars door de Zeeuwse akkers loopt. Hij vervolgt zijn verhaal. ‘Bij ons is duurzaamheid niet zomaar een modewoord: de grond is ons belangrijkste kapitaal – die moeten we in topconditie houden.’ Hij remt de auto een beetje af. ‘Om uitputting van de bodem te voorkomen, telen we maximaal eens in de vier jaar aardappelen op hetzelfde stuk land. Na een jaar aardappelteelt zetten we op dat perceel drie jaar lang een rustgewas.’ Coolbergen opent zijn raam en steekt zijn arm eruit. ‘Daar zie je bijvoorbeeld een rustgewas’. Hij wijst met zijn vinger naar de akker, waar graan groeit. ‘Graan legt minder druk op de bodem. Zo blijven het bodemleven, de organische stofbalans en de mineralen geconcentreerd bovenin de bodem. Ook ploegen we minder diep dan voorheen. Alles om de bodem zo min mogelijk te belasten.’
Gevoelige frietaardappel
Een ander belangrijk thema binnen het Duurzame Teelt Plan van Lamb Weston / Meijer is het verminderen van gewasbeschermingsmiddelen. Voor frietaardappelen is dat een lastig verhaal, vertelt Coolbergen. Het gebruik voor dat aardappelgewas ligt redelijk hoog: 22,7 kilogram actieve stof per hectare, terwijl de norm van bijvoorbeeld On the way to PlanetProof op 7,5 kilogram actieve stof per hectare ligt. Coolbergen legt uit hoe dat komt. ‘De aardappel is een zeer gevoelig ras dat we moeten beschermen tegen Phytophthora: een hardnekkige schimmel. Die kunnen we helaas alleen preventief bestrijden.’
De teler is eerlijk over het gebruik van bestrijdingsmiddelen. ‘Tja’, zegt hij. ‘Dat zouden veel meer bedrijven moeten doen. Want in de huidige maatschappij staan we allemaal voor duurzame uitdagingen. Maar niet iedereen durft eerlijk te zeggen hoe ze ervoor staan. Dat maak het volgens mij alleen maar lastiger om het beter te doen.’
Cocktail van natuurlijke vijanden
In de verte breekt de zon door. Coolbergen ziet het ook. ‘De wet- en regelgeving is wel aan het veranderen’, zegt hij terwijl hij vanachter het stuur over de drassige akkers tuurt. ‘Dat komt ook door de consument. Die denkt vaak dat gewasbescherming ‘puur vergif’ is. Maar het is niet schadelijk, mits zorgvuldig toegepast in de juiste voorgeschreven dosering. Het is zeer strikt gereguleerd, en is noodzakelijk om de kwaliteit van de aardappeloogst te waarborgen. Zonder die middelen zou een groot deel niet eens kunnen groeien.’
Om het gebruik van gewasbescherming terug te dringen, experimenteren ze bij de maatschap dit jaar met natuurlijke en ecologische middelen. Dat doen ze in samenwerking met Koppert Biological Systems. ‘We gaan gebruik maken van een cocktail van natuurlijke vijanden. Een bodem vol met klein leven in de vorm van bacteriën, schimmels, regenwormen en andere insecten, moet de grond weerbaarder maken tegen plagen, waardoor gewasbescherming minder nodig is.’
Dat is een stuk duurder, maar toch gaan ze het proberen. ‘We willen niet alleen zeggen dat we het anders willen doen’, zegt Coolbergen. ‘We willen het ook laten zien.’ De akkers glinsteren door het zonlicht, en hij klapt de zonneklep naar beneden. ‘Ik denk niet dat de hele Nederlandse aardappelsector al klaar is om te verduurzamen. Duurzaamheid vraagt om kennis en geld, en veel bedrijven hebben dat niet. Dus komt het nu weleens voor dat sommige telers zich niet aan afspraken (kunnen) houden. Daarom zijn regels echt nodig: die gaan de sector verbeteren.’
260 miljoen frietjes
Voordat we terugrijden naar het kantoor, wil Coolbergen graag nog iets laten zien. We stoppen voor een grote schuur. Binnen is het aardedonker. De teler is de schuur al ingelopen. Hij kent elke vierkante meter van de Wilhelminapolder vast op zijn duimpje. ‘Kom maar hoor!’, roept hij vanuit de verte, en dan springt het licht aan. Voor ons staat een steile ladder, die eindigt bij een kleine deur. We klimmen naar boven, Coolbergen voorop. Hij opent het deurtje en verdwijnt in de opening. Eenmaal door de opening, sta je op een enorme berg aardappelen. ‘In totaal ligt hier ongeveer 1.750 ton frietaardappelen.’ Hij hurkt en pakt een paar piepers op. ‘Omgerekend zijn dat zo’n 260 miljoen frietjes!’, zegt hij terwijl hij de aardappelen in de lucht houdt.
Korte frietjes na een droge zomer
De oer-Hollandse aardappelen die in de schuur liggen, verwerkt Lamb Weston / Meijer tot frietjes voor restaurantketens zoals McDonald’s. Hoeveel werk het kost om tot de beste frietaardappelen te komen, realiseren we ons doorgaans niet als we onze goudgele frietjes oppeuzelen.
Die kloof ziet Coolbergen niet alleen tussen boer en burger. Hij ziet het ook tussen de boerensector en het bedrijfsleven. Al wordt het gat wel kleiner. Hij geeft een voorbeeld. ‘Door de extreme droogte en hitte in de zomer van 2018 groeiden de aardappelen niet goed, daardoor waren ze aan de kleine kant. We konden de akkers ook niet beregenen, omdat we in Zeeland brak water hebben. Water dat zout is dus. Niet zo zout als zeewater, maar toch te zout om mee te irrigeren. Aardappelen kunnen niet zoveel zout hebben. Daarom moesten alle klanten van Lamb Weston / Meijer die zomer rekening houden met kleinere aardappelen – en dus kortere frietjes. Het effect van deze droogte werd gevoeld in elke schakel van de keten. Doordat Lamb Weston / Meijer de lengtespecificaties wist aan te passen – in nauw overleg met hun klanten – kon ook McDonald’s voldoende frietjes serveren aan hun gasten.’
Waardering voor de boer
De betrokkenheid en het begrip van klanten tijdens zo’n extreem oogstjaar met kleine aardappels, is voor Coolbergen een teken dat de samenwerkingen in de keten aan het veranderen zijn. ‘Die verbeterde positie komt ook door de steun van onze samenwerkingspartner Lamb Weston / Meijer. Door het Duurzame Teelt Plan hebben we duidelijke afspraken kunnen maken. Waardoor de bedrijfszekerheid voor de teler hoger is, de risico’s kleiner zijn en schakels in de keten meer met elkaar delen – van veld tot vork.’
Inmiddels piept het afstandsbedieninkje opnieuw. De poort opent, en vanaf de smalle akkerweg rijden we de parkeerplaats naast het kantoorpand op. Coolbergen brengt de auto tot stilstand. Bedachtzaam blijft hij nog even zitten. ‘Nu komt steeds meer het besef: we hebben de boeren nodig. Die waardering is voor ons ontzettend belangrijk. Andersom geldt dat trouwens ook: wij hebben Lamb Weston / Meijer natuurlijk ook nodig. Het verbeteren van de samenwerkingen in de keten is volgens mij de enige weg naar duurzaamheid.’
Bron: https://www.nederlandvoedselland.nl